vrijdag 28 mei 2010

De uitnodiging - 1.

Toen ik terugkwam van boodschappen doen, lag er een bos bloemen in cellofaan op het trottoir vóór mijn huis. Poëtisch schuin neergevlijd. Een teken met bedoeling. De stelen naar mij toe, mijn hand al onderweg. Ik raapte ze op. Ik keek om me heen. Wat is er hier te betreuren? Vandaag of deze week? Een liefde die voorbij is?

Het is juni. Weer breekt de zomer aan alsof er niets gebeurd is of veranderd en dat is er ook niet. Jij bent alleen en ik ben het ook. Natuurlijk weet ik ook wel dat die bloemen daar niet zijn neergelegd voor mij. Natuurlijk heeft iemand ze verloren. Misschien zijn ze van een kinderwagen gevallen, of uit een tas.

We hadden die eerste zomer beiden pioenrozen staan. Nu, na afloop, staan er opnieuw rode pioenrozen op mijn werktafel. Vijf donkerrode pioenrozen. Eén voor elk jaar. Een tak met bloempjes als “sterretjes” in het midden. Simpel en effectief is het zo een vol fonkelend boeket in plaats van een schamel bosje. Ik vind een kaartje diep weggestopt in de oksels van de tak: ‘Ik denk nog vaak aan je’. Rillingen.

Bij het vinden van een bos bloemen blijft het vast niet. Stel, je krijgt vervolgens een uitnodiging om een besloten feest tijdens The Amsterdam Fashionweek bij te wonen. Mode, een branche waar je niemand kent – niemand behalve Mark en hij zou je zeker niet uitnodigen. Het was over tussen ons. Dat was het beste, nietwaar? De kwesties tussen ons leken immers onoplosbaar.

De frustratie die bij mij telkens weer de kop opstak als Mark zijn aandacht verlegde naar werk en kids en ex, en daarbij mij en ons en zichzelf vergat, werd in de loop der jaren alleen maar erger. We moesten wel concluderen dat je niet dominant, geliefde, vriend en meer kunt zijn als je een topfunctie bekleedt in de internationale modewereld en daarnaast het co-ouderschap hebt over je vier kinderen.

Maanden kon ik niet schrijven. ‘Doe het gewoon’, schreef Mark toen ik me er in een van mijn vele mailtjes over beklaagde dat hij er met mijn talent vandoor was gegaan. Ik voegde het toe aan mijn to do lijstje. Gewoon doen: schrijven, energie vinden, mezelf liefhebben as if there's no tomorrow, schoenen kopen, Mark loslaten – so simple and so fucking hard!

‘Doe het gewoon.’

Ik deed niets. Ik huilde en huilde tot er geen tranen over waren. Ik leefde op witte bonen in tomatensaus die ik onopgewarmd oplepelde uit het blik. Ik nam de telefoon niet meer aan en kwam nauwelijks nog buiten. De man met de hamer had mij volledig in zijn greep. Toen werd het juni.