zondag 23 mei 2010

Een schrijfproces - 9. een verhaal (3)

Digging deep, my dear

1. Digging deep - 1.3

In de grauwe ochtend, uitgeput kijk ik opzij. Omhoog, omlaag. Een rustig ademhalen. Haar borsten gaan op en neer. Ik pak de keten zoals ik dat iedere ochtend doe. Een ruk. Wakker, tollend van de slaap, geen oriëntatie, niet weten waar ze is en wie ik ben.

'Weet jij niet wie ik ben?'
Weer een jenk aan die keten. Tranen, nu al. Sleutel in slot, klik, open, klik dicht.
'Stop met dat gejank!'
Snikken. Nog erger. Pets! Handpalm tegen wang. Koud tegen warm. Hard tegen zacht. Lange uithalen. Het irriteert. Understatement. Nu haar tepels en mijn riet.
'Handen weg!'
Links, rechts, rechts, links. Meetellen hoeft ze niet, dit is geen kleuterschool.

Klemmen op haar rode tepels. Kettinkje die ze verbindt. Kitsch, clich̩. Nee, toch maar niet. Trekken, trekken, los. That was easy. Haar hoofd net zo rood als haar tepels. Haar ogen. Groot. Wijd. Open. Scherm van pixels vol angst, wanhoop, en ergens aan de rand nauwelijks zichtbaar - of is het slechts mijn verbeelding? Рgeilheid.

Wat doet het met je? Ik zie wat het met je doet. Een bal van kleuren die uiteen spat in pixels: rood, purper, zwart. De pixels worden tranen, de tranen ijskristallen, het ijs stilte. Muren van stilte. Hoe kom ik hier uit? Hoe kom ik hier weg. Hoe kom ik terug van hier naar die grauwe ochtend na die nacht.

Die nacht waarin je mij op het altaar legde. Holle rug, omgekeerde heuvel, draden die naar pilaren lopen, gevangen als in een web van ketens. Koud. Warm. Zweten. Kaarsen. Orgelmuziek. Bach. En jouw stem die de lucht deed trillen, mijn ziel deed trillen, mij meevoerde naar "Il Paradisum". Te sterven. ‘To die, to sleep: // To sleep, perchance to dream’. ‘No more’.

Pijn. Wanhoop. Veroordeling - van haarzelf ten eerste maar ook van hem. Woede. Wat hij met haar deed. Wat zij toeliet. Erger dan een kras in haar arm, de innerlijke zelfpijniging. Het zwelgen. Maar oh zo lekker. Zij wacht op een sein. In een winkel vol zoete verleidelijkheden, bittere chocolade zo bitter dat je tong ervan omkrult en je voorhoofd fronst.

Is dit wat je wilt? Vind je het echt wel lekker? Is chocolade onderhevig aan bederf, aan bitterheid dat het hier en nu zal doen vergeten of maken tot een soep van verschillen en ontkenningen die wonden achterlaat - onzichtbaar voor de buitenwereld, of toch niet - en muren van ijs? Sindsdien een ijsprinses voor velen, misschien wel voor allen. Hoe kom je een liefde als deze te boven?