zondag 19 december 2010

Een simpele vraag - 9.

‘Het gaat er niet om wat ik wil of wat jij wilt. Het gaat erom wat hij wil. Wat hij wil. Wat hij wil. Mij boven jou.’

Oh fuck! Hoe kon ik denken dat zij slechts een willekeurige bewonderaarster was van mijn schrijven, van mijn wens om in ketens te leven, van de hardheid die uit zijn optreden spreekt? Ik wilde haar nog wel beschermen tegen de pijn. Hoe kon ik zo naïef zijn, zo arrogant en dom?

‘Het gaat er niet om wat ik wil of wat jij wilt. Het gaat erom wat hij wil.’

Ik weet wat hij wil. Maar zij… Dus zij… Vrouwen en ik... En hij weet het. Hij weet het. Zij boven mij. Ik moet het gevoeld hebben, ergens in mijn onderbewustzijn. Haar houding. De vanzelfsprekendheid waarmee zij mij op mijn plaats zette. Hier ben ik bang voor. Zij moet het gezien hebben mijn angst. Ze staat op en geeft mij geen hand.

Hoe neem je afscheid van een nog onbekende folteraar, van een martelwerktuig waar je nog niet mee vertrouwd bent? Zelden of nooit gebruik ik een aanspreektitel. Het is overbodige franje in het contact tussen hem en mij. Maar een vrouw… Vrouwen zijn valser dan mannen, harder, veeleisender. Ik ben anders als er vrouwen in het spel zijn. Hij weet het. Hij wil het.

Deze vrouw die mij zonder er twee woorden aan vuil te maken naar de onderste regionen verwijst, heeft voorgangsters gehad. Ik heb daar met niemand ooit over gesproken behalve met hem. Ik was jong. Te jong. Jaren was ik het bezit van een vrouw. Het is gelukkig lang geleden, een periode waar ik liever niet aan terugdenk.

Alles is anders nu. Mijn folteraar is een man. Er is liefde. Het is uit liefde dat hij mij telkens opnieuw laat bevestigen dat ik zijn slavernij wil ervaren en dat ik de consequenties ervan zal aanvaarden.

‘Kate, vertrouw je me?’

Zolang ik positief antwoord, zal hij mij blijven pijnigen op alle mogelijke manieren die hem ter beschikking staan. Dat is wat hij wil: alle mogelijke manieren. Maar zij… Dus zij…

Ik mail hem: ‘wie is zij?’
‘Iemand in wie jij je meerdere hebt erkend.’
‘Zeg me wat je wilt,’ vraag ik.
‘Je weet wat ik wil.’
‘Ja.’